Zoeken in deze blog

woensdag 14 april 2021

Digitaal onderwijs - not for profit

 Deze blog is geschreven door Anneke Smits (lector Onderwijsinnovatie en ICT) en Marie-José Klaver (eerstegraads docent Duits in het VO)

De coronacrisis heeft leerlingen, studenten en docenten in een digitaal keurslijf gedwongen waar ze dolgraag weer uit willen. Vrijwel iedereen in het onderwijs snakt ernaar om elkaar in levenden lijve te ontmoeten in lokalen en collegezalen, bevrijd van de interactiebelemmeringen die zo eigen zijn aan de digitale lessen tijdens coronatijd. Digitaal lesgeven was te vaak, zo leerde onze onderwijservaring van ruim een jaar coronacrisis, ‘teaching in the dark’. Als docent heb je vaak geen idee of je leerlingen de leerstof begrijpen en of dat begrip beklijft.

Leerlingen en studenten hebben moeite om zich digitaal te blijven concentreren en kunnen tot passiviteit vervallen. Digitaal onderwijs klinkt modern, maar is meteen een stuk minder aantrekkelijk als je ziet wat het, tijdens deze crisis, werkelijk is: leerlingen, studenten en docenten die op hun slaapkamer, of in de keuken vele uren per dag gekluisterd zitten aan hun beeldscherm. En dat soms ook nog in moeilijke gezinsomstandigheden. Juist de coronacrisis heeft ons weer heel bewust gemaakt van het cruciale belang van menselijke interactie voor leerprocessen en van geschikte locaties daarvoor. Docenten en leerlingen die samen nadenken en praten over de leerstof, waarbij zij elkaars reacties heel direct waarnemen.  Deze reacties fungeren als feedback en leiden tot de wederzijdse afstemming die essentieel is voor leerprocessen.

De ervaringen tijdens de coronacrisis staan in schril contrast met het standpunt van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) (ScienceGuide, 24 maart jl.). Als het aan dit ministerie ligt, gaan scholen en hoger onderwijsinstellingen ook na de coronacrisis door met digitaal onderwijs en digitaal toetsen. Wat we nu noodgedwongen doen, levert volgens een onlangs gepubliceerde ambtelijke verkenning van EZK een besparing aan tijd en geld op en zou goed zijn voor de groei van de Nederlandse economie. Volgens EZK kan de computer zelfs taken als lesvoorbereiding en het nakijken van toetsen en tentamens overnemen en de werkdruk van de docenten verminderen. De Algemene Vereniging van Schoolleiders zegt op grond van de verkenning dat “digitalisering van het onderwijs kan een krachtig middel [zijn] om de onderwijskwaliteit te verhogen en leerlingsucces te vergroten”.

Deze stellingnamen zijn niet alleen pijnlijk vanwege de ervaringen tijdens de coronacrisis, maar ook vanwege het eenzijdig economisch uitgangspunt en de onjuistheden die gedebiteerd worden. Docenten hebben tijdens de crisis immers juist gemerkt dat digitaal onderwijs meer tijd en energie kost dan gewoon onderwijs, en weten maar al te goed dat computers de lesvoorbereiding niet versnellen. Daar waar software het onderwijs even over leken te nemen ging het vooral om oefenprogramma’s (gedigitaliseerde werkboekjes) en om korte filmpjes die niet als rijke input beschouwd kunnen worden. Oefenprogramma’s, korte filmpjes en multiple choice toetsen zijn niet altijd verkeerd, maar ze vaak gebruiken is dat wel. De meeste leerlingen leren er weinig van en dat geldt het sterkst voor leerlingen die toch al minder kansen hebben. Een dergelijke verarming van het onderwijs en deprofessionalisering van de leraar is misschien op de korte termijn fijn voordelig, maar op de langere duur zeker niet goed voor onze economie omdat het de kansenongelijkheid vergroot, en niet voorbereidt op geletterdheid, wereldoriëntatie, persoonsvorming, burgerschap, op de kenniseconomie en op een leven lang leren.

Om leerlingen en studenten wél goed voor te bereiden op hun functioneren in de maatschappij is het in ieder geval van belang om ons te realiseren dat Nederland al sinds jaar en dag in een leescrisis verkeert. Deze leescrisis veroorzaakt grote problemen in de maatschappelijke (en digitale) participatie. Als iets zorgt voor economische groei dan is het wel een goede leesvaardigheid in alle lagen van de bevolking. Digitaal onderwijs lost deze crisis zeker niet op. Door de werking van het menselijk geheugen is digitaal lezen bovendien vaak minder geschikt om tot kennisconstructie te komen dan het lezen van fysieke boeken.

Natuurlijk kunnen we het belang van ICT-toepassingen in het onderwijs niet ontkennen. We hadden in de afgelopen tijd immers helemaal geen onderwijs meer gehad zonder de beschikbare commerciële ICT-platforms. En vergezeld van een goed doordachte didactiek van de leerkracht kunnen verschillende digitale onderwijsvormen zeker een meerwaarde hebben voor het leerproces. Dat geldt dan vooral voor toepassingen waarin leerlingen en leraren samen creëren en communiceren. Uiteraard kost dat tijd. Daarnaast geldt dat leerlingen en studenten voorbereiding nodig hebben op de (risico’s van) de digitale wereld. De allerbelangrijkste voorwaarden voor het functioneren in die wereld zijn goede niveaus van geletterdheid en gecijferdheid. Massaal gebruik van oefenprogramma’s, korte filmpjes, multiple choice-toetsen en commerciële communicatieplatforms draagt daarentegen juist niet bij.

We willen dan ook pleiten voor onderwijs dat leidt tot zelfstandig en gemotiveerd lezerschap en waarin rijke bronnen van hoge kwaliteit (zoals boeken, kranten, tijdschriften, podcasts en documentaires) gebruikt worden waarover nagedacht, gesproken en geschreven wordt. Bij een (over de leerjaren wat toenemend) deel van die communicatie en creatie kan de digitale wereld een rol spelen, mits ingebed in sterk didactisch redeneren en handelen van de leraar. Dit vraagt tijd en professionaliteit van de leraar. Digitalisering levert geen tijdwinst op, klassenverkleining en het beperken van het aantal leerdoelen wel.