Zoeken in deze blog

woensdag 31 maart 2021

Hoe effectief en veilig is oefensoftware eigenlijk?

Deze blog is geschreven door Erna van Koeven en Anneke Smits

Kijken we wel voldoende kritisch naar oefensoftware? 

In deze Corona-tijd wordt oefensoftware veel gebruikt. Logisch, want het is plaats- en tijdonafhankelijk en praktisch. Oefensoftware wordt vrij gemakkelijk genoemd als een manier voor leerlingen om achterstanden in te halen die door Corona zijn ontstaan (zie dit rapport waarin bijvoorbeeld Rekentuin en Taalzee worden genoemd). Digitale toepassingen worden ook wel gezien als een middel om de werkdruk van leraren te verlagen (die deze publicatie). Maar zijn we wel voldoende kritisch? Welke haken en ogen zitten er aan de digitalisering van ons onderwijs? Het zijn juist ouders, die het afgelopen jaar massaal thuisonderwijs hebben gegeven, die twijfelen. Zij kregen een inkijkje in de lesmethodes van hun kind. En dat valt niet mee. Ze zien nu met eigen ogen hoe demotiverend reken- en spellingapps met grote rode strepen bij foute antwoorden kunnen zijn. En hoe oppervlakkig en saai het onderwijs is in de apps. En weten we eigenlijk wel wat leerlingen er nu daadwerkelijk van leren? (zie deze discussie). 

In deze blog gaan we op zoek naar een antwoord op de vraag wat oefensoftware ons brengt, maar ook wat de risico's zijn en hoe we technologie duurzaam kunnen inzetten in ons onderwijs. Dat doen we op basis van (een deel van) dit artikel: Reconsidering teachers’ pedagogical reasoning and decision making for technology integration as an agenda for policy, practice and research van auteurs Alona Forkosh Baruch (Tel-Aviv university), Mike Phillips (Monash university) en Anneke Smits (lector van het Windesheim lectoraat Onderwijsinnovatie & ICT). 

Feedback in oefensoftware   

We weten dat formatieve feedback leerprocessen stimuleert. Maar hoe effectief formatieve feedback daadwerkelijk is, hangt af van een aantal factoren, bijvoorbeeld van de leraren zelf, de leerlingen, de schoolcontext en het soorten opdrachten die worden gegeven. In hoeverre kan ICT helpen bij het geven van feedback? Het voordeel van digitale feedback is dat het onmiddellijk en frequent kan worden gegeven en dat het kan helpen de werkdruk van leraren te verminderen. Maar leren leerlingen ook van die feedback?

In veel oefensoftware is sprake van simpele automatische goed/fout feedback. Meestal wordt daartoe vooral gebruik gemaakt van eenvoudige vraagvormen, zoals multiple choice. Er bestaan wel programma's die complexe open opdrachten van feedback kunnen voorzien, zoals software die feedback kan geven op geschreven werk of systemen die uitgewerkte feedforward en/of scaffolding geven, maar zulke programma's zijn in veel mindere mate beschikbaar en het gebruik ervan komt dan ook niet vaak voor in het onderwijs. Het gebruik van drill-and-practice software met simpele antwoord-formats neemt voor vakken als rekenen en spelling sterk toe in Nederland. Dit soort oefenprogramma's geeft niet alleen automatische feedback, maar is meestal ook adaptief. Dat betekent dat via algoritmes automatisch wordt berekend welke oefeningen leerlingen krijgen als ze bepaalde resultaten laten zien. Dit leidt vaak tot de claim dat dit type software allerlei mogelijkheden biedt voor 'gepersonaliseerd leren'.

Juist risicovol voor zwakke leerlingen?

Een prachtige oplossing voor het onderwijs dus? Of toch niet? Er zijn zorgen over de effectiviteit van oefenprogramma's die via ondoorzichtige algoritmes het oefenaanbod aan leerlingen bepalen. Er is onderzoek dat laat zien dat er een relatie is tussen het gebruik van simpele oefensoftware en dalende leerresultaten. Andere studies laten kleine effecten zien of helemaal geen effecten. Soms wordt uit onderzoek duidelijk dat dit soort oefensoftware juist risicovol is voor leerlingen die al leerproblemen hebben.

En leraren? 

Het lijkt alsof eenvoudige oefensoftware leraren werk uit handen neemt, maar het is de vraag of hun taak juist niet complexer wordt als ze deze software gebruiken. Er wordt immers van hen gevraagd dat ze de data die de oefensoftware oplevert, interpreteren en leerlingen begeleiden op basis van die data. Als leraren software niet zien als aanvulling op, maar als plaatsvervanger van hun eigen handelen, ontbreekt de begeleiding van leerlingen vaak of is die onvoldoende. Leraren realiseren zich in veel gevallen eenvoudig niet dat software voortdurend ondoorzichtige beslissingen neemt over de leerstof die leerlingen nodig zouden hebben en de oefenniveaus waarin ze moeten werken. Deze beslissingen kunnen gemakkelijk leiden tot onderstimulatie van kinderen en daarmee tot beperking van de leeruitkomsten. 

Bovendien zou je je als leraar moeten afvragen hoeveel tijd je wilt besteden aan deze automatische software en hoe die tijd zich verhoudt tot de tijd die je besteedt aan interactieve en motiverende werkvormen die een beroep doen op hogere denkvaardigheden van leerlingen. Ook zou je je de vraag moeten stellen of het wel ethisch is als commerciĆ«le uitgevers de beschikking hebben over leerlingen-data. Een andere belangrijke vraag is of de oefeningen die leerlingen in oefen-software krijgen wel van voldoende kwaliteit zijn en hoe pedagogisch zo'n programma eigenlijk is (zie hierover ook onze eerdere blog over Spelling oefenen op de tablet). Veel oefensoftware lijkt immers verdacht veel op de ineffectieve werkboekjes bij onze methodes en munt uit door een fragmentarische vorm van oefenen die niet ingebed is in authentieke en zinvolle contexten waardoor transfer van de geoefende vaardigheden niet of nauwelijks wordt voorbereid. 

En leerlingen?

In het begin van deze blog lieten we zien dat ouders zorgen hebben over hun kind dat in digitale oefenprogramma's steeds met een rode streep te maken krijgt als het een fout maakt. Wat doet dat met kinderen? Welke gevolgen heeft het voor hun zelfvertrouwen als zij veel rode strepen te zien krijgen? En een wezenlijke vraag: Is dit soort programma's niet juist discriminerend voor risico-leerlingen? Zij hebben immers veel meer nodig dan dat hun fouten benadrukt worden. Bovendien lopen ze met oefensoftware het risico dat ze steeds in lage niveaus blijven werken en dat er sprake is van onderstimulering. Ook blijkt het demotiverend voor leerlingen als ze programma's moeten doorwerken waarin ze niets te kiezen hebben en geen enkele autonomie hebben. Hun eigen verantwoordelijkheid voor hun leerproces wordt immers overgenomen door het programma. Dit is ook op de langere termijn geen goede boodschap om uit te stralen naar leerlingen: met jouw leerproces komt het op geautomatiseerde wijze wel goed. Een meer industriĆ«le benadering van het onderwijs kun je je niet voorstellen! En dat is ook nog eens een benadering die niet leidt tot hogere orde denkvaardigheden en tot de eigen verantwoordelijkheid voor het leerproces die onlosmakelijk verbonden is met gepersonaliseerd leren. 

Didactisch redeneren

Op veel scholen wordt het inzetten van technologie in het onderwijs beperkt tot het vrij gedachteloos inzetten van oefensoftware omdat het handig gevonden wordt. Maar je zou juist willen dat leraren kritisch denken over het effectief inzetten van technologie. Didactisch redeneren (pedagogical reasoning) is een steeds weerkerend proces waarin leraren beredeneren waarom en hoe de keuzes die zij maken leiden tot duurzaam leren en hoe leermaterialen (w.o. technologie) daarbij een rol kunnen spelen. De huidige generatie leraren werd veelal niet opgeleid om didactisch te redeneren over dit soort technologie. En ook al worden momenteel studenten op lerarenopleidingen (hopelijk) beter voorbereid op het didactisch redeneren over technologie in hun lessen, dan worden ze op veel stagescholen nog steeds geconfronteerd met een overmatig gebruik van oefensoftware  zonder dat daar kritisch over wordt nagedacht en zonder dat daar helder beleid voor is gemaakt. Het is overigens niet zo dat alleen oefensoftware vaak kritiekloos wordt ingezet. Datzelfde geldt voor de aloude werkbladen en werkboeken bij methodes. Daarvan weten we allang dat ze niet effectief zijn en uiteindelijk is oefensoftware vaak niet veel meer dan een digitale vertaling van dergelijke werkbladen.

Een ethische discussie

Juist omdat simpele oefensoftware zo alomtegenwoordig is op scholen, zouden lerarenopleidingen veel steviger moeten inzetten op een ethische discussie over het gebruik ervan. Een dergelijke discussie moet gaan over privacy, over het verstandig inperken van de tijd die eraan besteed wordt en over het didactisch handelen van de leraar om de tekortkomingen van de software te compenseren (zie voor dit laatste onder meer het werk van Liz Kolb). Als oefensoftware kortdurender en doordachter wordt ingezet, zullen de leerlingresultaten verbeteren en de risico's voor leerlingen worden beperkt. Scholen kunnen dan een signaal afgeven aan beleidsmakers en software-ontwikkelaars. Zij zouden openheid moeten geven over de gebruikte algoritmes, over privacy en data-gebruik. Bovendien zouden ze ervoor moeten zorgen dat software niet leraaronafhankelijk is, maar dat leraren een duidelijke rol hebben in de beslissingen die in software zijn ingebouwd. Transparantie over deze besluitvorming is een belangrijk streven voor software-ontwerpers. 

Tot besluit

Het inzetten van oefen-software lijkt een eenvoudige manier om onderwijs-achterstanden effectief weg te werken en juist in deze Corona-tijd is behoefte aan eenvoudige en doeltreffende manieren om leerprocessen van leerlingen te versnellen. Deze blog laat zien dat aan het gebruik van dit soort software veel haken en ogen zitten. Het ondoordacht inzetten van technologie leidt nooit tot  oplossingen en het overmatig inzetten van dit type software tijdens de coronacrisis kan juist ten grondslag liggen aan een deel van de ontstane achterstanden. Technologie is dan ook geen 'silver bullet' voor het oplossen van onderwijsachterstanden. Meer gedachten over het werken aan achterstanden door de belemmeringen in Corona-tijd, vind je in deze blogs: 

Vol inzetten op lezen en voorlezen

Leesachterstand in groep 4 na de lockdown


Literatuur

Forkosh-Baruch, A., Phillips, M., & Smits, A. (2021). Reconsidering teachers’ pedagogical reasoning and decision making for technology integration as an agenda for policy, practice and research. Educational Technology Research and Development, 1-16.