Auteurs: Anneke Smits (Windesheim), Remco Pijpers (Kennisnet) en Erna van Koeven (Windesheim)
‘Our job is to keep our children thinking and talking.
Thinking and talking. Aloud. To us. We continually need to put issues about
living a digital lifestyle before them and engage them in conversations about
those issues.’
Ohler, Jason (2016). 4Four Big Ideas for the Future: Understanding
Our Innovative Selves (p. 66). Brinton Books. Kindle Edition.
Begeleiden van digitale ontwikkeling
Kinderen en jongeren groeien op in de fysieke en digitale wereld. Die
werelden zijn vervlochten en de grenzen tussen online en offline vloeibaar.
Zetten kinderen hun eerste stappen in de fysieke wereld, dan houden ouders hun
handje vast. Maar in de digitale wereld lijken we het heel normaal te vinden
dat ze zonder begeleiding op pad gaan. We moedigen peuters aan in hun
eentje te scrollen op de iPad en zijn
vertederd als het ze is gelukt een bepaald filmpje zelf te vinden. Ook oudere
kinderen en jongeren laten we leren via trial and error. We weten meestal niet
eens wat ze digitaal uitspoken, soms zelfs omdat we niet begrijpen wat ze doen.
Toch blijkt uit allerlei onderzoeken hoe onverminderd belangrijk begeleiding
blijft, ook als kinderen en jongeren zelfstandiger worden, juist ook online. Ten eerste
omdat ze niet vanzelf leren de steeds wijzigende digitale
mogelijkheden ten volle te benutten. Ten tweede omdat de uitdagingen op de loer
liggen. Digitale pesterijen, sexting en online commercie zijn genoegzaam
bekend, maar daar blijft het al lang niet meer bij. Platforms verstrooien
bewust je aandacht en eigenen zich je data toe en ook de overheid legt digitaal
steeds meer vast. Identiteitsfraudeurs vinden steeds creatievere wegen en nepnieuws
beïnvloedt verkiezingen en vaccinatiecampagnes. Social media en games spelen
steeds handiger in op menselijke basisbehoeften en streven daarmee actief naar
verslavende effecten. Op school vallen de invloeden die uit kunnen gaan van overvloedig
recreatief internetgebruik eigenlijk al nauwelijks meer op: weinig tijd om
thuis te lezen, verminderde motivatie voor lezen, verminderde leesvaardigheid,
verminderde concentratie, armoedige kennisnetwerken en een zwak werkgeheugen.
Uitdagingen
Als je de (nu bekende) uitdagingen in de digitale wereld op
een rijtje zet, dan ontstaat een lange en wat ontmoedigende lijst met onderwerpen als robotica, digitale ethiek, duurzaamheid, programmeren, veiligheid, privacy (zie
bijvoorbeeld curriculum.nu). Hoe moet je bij al die schijnbaar losse
onderwerpen leerlingen adequaat ondersteunen, terwijl je jezelf er ook niet altijd veilig bij voelt? Educatieve uitgevers stappen
maar al te graag in dit gat, en maken op het oog aantrekkelijke lessen. Dat doen ze plichtsgetrouw over alle doelen op het gebied van digitale geletterdheid die ze kunnen vinden. Omdat ook zij verdwalen in de veelheid en diversiteit en ook zij niet precies weten hoe ze een complex thema als digitale geletterdheid moeten aanpakken, is hun aanpak vaak fragmentarisch en aanbod-gestuurd. En vanuit de filosofie dat een aanbod dat zo moeilijk te vangen is, dan in ieder geval maar 'leuk' moet zijn. Zo worden de verschillende leerdoelen ‘gedekt’ met leuke lessen. Het is maar de vraag of al die lessen leiden tot een samenhangend
leerproces waar leerlingen werkelijk wat aan hebben voor hun leven in de digitale
wereld.
‘Using student learning as a focal point might seem too
obvious to point out, but I assure you that in our high-stakes testing culture
it is often overlooked.’
Ohler, Jason (2016). 4Four Big Ideas for the Future: Understanding
Our Innovative Selves (p. 2). Brinton Books. Kindle Edition.
In dialoog
We willen hier een andere, meer ontwikkelingsgerichte,
benadering voorstellen die sterk is geïnspireerd door Jason Ohler. Het is een aanpak waarin we via een voortdurende dialoog samen met leerlingen komen tot de ontwikkeling van een waardenkader dat zij zelfstandig
kunnen toepassen in de digitale wereld. Daarbij is de focus niet gericht op lesstof,
maar op het leer- en ontwikkelingsproces van leerlingen en van
onszelf. Deze aanpak vergt vertrouwen en lef. Vertrouwen in de inbreng die leerlingen hebben. En lef om gebaande paden te verlaten, vragen te
stellen die dichtbij de digitale wereld van leerlingen komen en
samen in dialoog authentieke dilemma’s in de digitale wereld te exploreren.
Samen daarheen te gaan waar geen absolute antwoorden zijn en waar op een open
manier wordt nagedacht en oplossingen/regels maar langzaam tot stand
komen. Dat vergt vertrouwen en moed, maar ook terughoudendheid om niet met volwassen regels aan te
komen, maar de tijd te nemen om met leerlingen samen regels te
construeren.
Leerlingen zijn immers heel goed in staat om na te denken over de toepassingen die zij gebruiken. Zie daarvoor de volgende voorbeelden van Kidsweek.nl waarin ze vertellen over het veilig gebruiken van TikTok.
Lies (10): 'Ik heb mijn telefoonnummer niet aan TikTok gekoppeld, zodat niemand mij kan bellen. Ik weet eigenlijk niet of ik mijn account afgeschermd heb, maar ik maak ook niet zo veel filmpjes. Als je dat wel vaak doet denk ik dat het veilig is als je ouders je filmpje van tevoren bekijken. Als iemand mij volgt die ik niet ken check ik altijd of het geen spookvolger is. Ik kijk of hij of zij zelf ook filmpjes plaatst en of er gekke dingen te zien zijn op het account. Als iemand mij twee keer probeert te volgen blokkeer ik hem.'
Silke (10): 'Ik heb twee accounts: één met video’s alleen voor vrienden waar ik van alles op laat zien en één waar ik alleen knutselvideo’s op plaats die voor iedereen zichtbaar zijn. Maar daar film ik mezelf altijd zonder hoofd. Zo kunnen ze niks over je uiterlijk zeggen.’
Siem (11): 'Ik had wel TikTok, maar ik deed er niet veel mee. Ik keek er soms op als ik me verveelde. Toen ik dit nieuws hoorde heb ik mijn account direct verwijderd. Ik heb wel Instagram en Snapchat, maar daar denk ik minder na over de veiligheid. Dat komt minder in het nieuws.'
Miracle (10): 'Ik had mijn account op openbaar staan, maar toen zag ik dat veel jongens mij volgen die ik niet ken. Daarom heb ik het op privé gezet. Een vriendin van me heeft een keer een rare reactie gehad onder een filmpje waarin ze ging buikdansen. Hij vroeg haar bijvoorbeeld waar ze woont, maar daar heeft ze niet op gereageerd. Zulke dingen vind ik heel naar.'
Geen lesjes digitale geletterdheid dus, maar dagelijkse gesprekken
en waar nodig korte demonstraties door leerlingen. In die dagelijkse gesprekken verkennen ze met hun leraar de persoonlijke, de sociale en de omgevings-impact van
iedere ict- en mediatoepassing die zij binnen en buiten school gebruiken (zie
Ohler, p. 33). Dit heeft tot doel dat leerlingen zich ontwikkelen tot bedachtzame
en verantwoordelijke ICT- en media-gebruikers. In deze exploraties kan gebruik
gemaakt worden van een aantal kernwaardes die steeds terugkeren, aangepast naar
de leeftijd van leerlingen: verantwoordelijkheid, verbondenheid, vrijheid, veiligheid,
multi-perspectiviteit en leren.
Essentiële vragen
Om samen met de leerlingen de impact van toepassingen te kunnen verkennen gerelateerd aan de hierboven genoemde waarden, is een aantal essentiële vragen nodig. Bij het nadenken over die vragen, gaat het niet om het genereren van snelle antwoorden, maar om het steeds opnieuw stilstaan bij dezelfde vragen in een dialoog die ruimte biedt aan meerdere perspectieven. Om die dialoog te kunnen voeren is het belangrijk
om steeds weer zorgvuldig met leerlingen te inventariseren welke toepassingen
op school en thuis gebruikt worden. Per gesprek staat één toepassing centraal.
Er zijn meestal meerdere gesprekken nodig zijn voor één toepassing. Natuurlijk kunnen er ook onderlinge verbanden gelegd worden tussen toepassingen tijdens
gesprekken (verschillen, overeenkomsten). Het is belangrijk dat de leraar ook
toepassingen inbrengt die hij/zij vaak gebruikt en dat de gesprekken ook gaan over alle toepassingen die
frequent gebruikt worden in de les (denk daarbij bijvoorbeeld aan Snappet en
Gynzy).
De volgende vragen kunnen worden gebruikt om toepassingen te verkennen:
1. Wat is het?
Wat valt je op als je er goed naar kijkt? (gebruik hiervoor
de See-Think-Wonder
techniek)
Wat kan het?
Wat doe je er (nog niet) mee?
2. Waarom gebruik je het?
Waarom gebruik je …… [de betreffende toepassing]?
Wat leer je ervan? Wat leer je er juist niet van?
Wat zijn voor- en nadelen?
3. Wie heeft de regie?
Heb je bewust voor gekozen voor het gebruik van …….?
Voors- en tegens? Risico’s? Met wie heb
je overlegd over je keuze?
Hoe vaak en hoe lang gebruik je …….?
Wat doe je minder vaak/lang doordat je …… gebruikt?
Welke invloed heeft . …………… op jou (bijwerkingen)? Zou het
je moeite kosten om ……. niet meer of veel minder te gebruiken?
Neemt …… geautomatiseerde beslissingen voor jou? Welke
beslissingen zijn goed voor je? Welke zijn minder goed?
Hoeveel invloed heb je op wat je doet met het programma? Wat
moet je kunnen om invloed uit te oefenen?
4. Vertrouw je het?
Geeft ….. een bepaalde mening weer? Eén mening? Of krijg je
juist meerdere meningen te zien?
Hoe betrouwbaar/echt/veilig/effectief is ………..
Wie heeft er belang bij dat jij …. gebruikt? Welke voor
belang(en) hebben die anderen?
5. Beïnvloedt het gebruik je relaties?
Wat doet ……. met je vrienden en familie? Krijg je er wel
eens ruzie over/door? Met wie praat je er wel eens over? Wat gebeurt er dan?
6. Wat doet het met de wereld?
Welke voor- en nadelen heeft …… voor maatschappij en milieu?
7. Welke regels vind je nodig?
Welke regels vind je nodig voor het gebruik van dit programma?
Hoe voer je de gesprekken?
Tijdens gesprekken is het belangrijk om leerlingen veel tijd
te geven om te antwoorden. Een prettige werkwijze, die leerlingen gelijke
kansen op gespreksparticipatie biedt is denken & opschrijven – delen –
uitwisselen – reflecteren (ben je anders over iets gaan denken?). Het ligt door
de menings-ontwikkeling die plaatsvindt tijdens meerdere gesprekken, ook voor
de hand om vragen terug te laten komen die al eerder aan de orde waren. Om
uiteindelijk de gespreksserie over één bepaalde toepassing (voorlopig) af te
ronden, worden gezamenlijk regels voor het gebruik van het programma opgesteld,
al dan niet in de vorm van een bijsluiter die ook waarschuwingen kan bevatten.
Als leerlingen antwoorden geven op deze vragen kan
het van groot belang zijn om door te vragen. Het is de bedoeling dat ze
uiteindelijk zelf steeds meer het gesprek gaan leiden en elkaar gaan bevragen.
Daarvoor kan het nodig zijn om verschillende types doorvraagvragen afzonderlijk
te introduceren en te oefenen. Zo zijn er bijvoorbeeld vragen die je stelt omdat
een antwoord nog te vaag is of als je graag een concreet voorbeeld wilt. Verschillende
vormen van doorvragen met lijstjes vragen zijn te vinden op de website De kunst
van het doorvragen: uitleg en voorbeelden (vraagzin.nl).
In de beginfase is voor alle partijen gewenning nodig en is
het van belang om tijdens een gesprek op niet meer dan twee vragen te focussen
en te voorzien in veel denktijd. Hiervoor is het nodig om altijd weer met denken
& opschrijven – delen – uitwisselen – reflecteren te werken. Het is de
bedoeling dat dit type gesprekken steeds meer een routine wordt voor leerlingen
en leraar. Daarmee raakt het nadenken over toepassingen steeds meer
geïnternaliseerd. Het internaliseren van dit soort vragen leidt ertoe dat ze vrij
automatisch ook zullen opduiken in andere gesprekken in de klas. Denk
bijvoorbeeld aan discussies over boeken en teksten rondom thema’s in het kader
van de wereldoriëntatie-vakken. Maar natuurlijk ook aan gesprekken over emoties, pesten en
gedrag.
Waar halen we de tijd vandaan?
De hamvraag is natuurlijk, hoe vinden we op school tijd voor
deze gesprekken, met alles wat al moet in een overvol rooster? Dat is geen
simpele kwestie. Als toetsing en methodelessen centraal staan, is er (te)
weinig ruimte voor dit type ontwikkelingsgerichte gesprekken. Tegelijk maken de
digitale ontwikkelingen in onze samenleving ons steeds duidelijker dat het
broodnodig is dat we leerlingen begeleiden in het gebruiken van digitale
toepassingen door hen een denkkader te bieden dat ze hun leven lang kunnen
blijven gebruiken. Een denkkader dat bovendien ook in niet-digitale situaties
bruikbaar is. Dit vraagt een herwaardering van het ontwikkelingsgerichte
gesprek op school en het doorbreken van het methode-toets paradigma dat momenteel
op veel scholen het rooster bepaalt. In onze dromen dragen leerlingen en
leraren samen bij aan het doorbreken van dit paradigma. Het zou best eens
kunnen dat bovenstaande vragen (die natuurlijk ook gesteld zouden kunnen worden over methodes en toetsen die op school gebruikt
worden) daaraan kunnen bijdragen…